h

Reactie Kraakman bevestigt vooral betoog SP

24 oktober 2007

Reactie Kraakman bevestigt vooral betoog SP


In het Brabants Dagblad van zaterdag 20 oktober blijkt Rob Kraakman (voorzitter van de Raad van Bestuur van OMO, Ons Middelbaar Onderwijs) minder gecharmeerd van de betiteling op deze website van OMO als “een niet bepaald armzalige onderwijsinstelling” (zie elders in dit dossier). Kraakman noemt het “een waanzinnige reactie”. Maar het gemak waarmee over het eigen vermogen van 80 miljoen en een omzet van 400 miljoen gesproken wordt ziet de SP vooral als een bevestiging. Blijkbaar gebruikt OMO het eigen vermogen liever om er rente-inkomsten mee te krijgen dan het direct in te zetten voor het onderwijs en de leerlingen. Niemand zal het ons kwalijk nemen dat we daar als SP anders over denken.

In reactie op uitlatingen van Kraakman in het BD:

Kraakman zegt dat het geld dat OMO op de plank heeft liggen gekoppeld is aan de 45 scholen die zijn aangesloten. “Ik kan niet – om maar eens een voorbeeld te noemen – geld dat voor een school in Eindhoven is bedoeld aanwenden voor Vught.

Losgekoppeld
In algemene zin klopt dat. Van de vergoedingen van het ministerie van OCW aan OMO (dit schooljaar bijna 360 miljoen) wordt het leeuwendeel (zo'n 345 miljoen) direct gekoppeld aan de scholen. Daarin zit ook een zogenaamde materiële component bestemd voor onderhoud en aanpassing. De scholen gaan daar in eerste aanleg dus zelf over.
Wanneer een gemeente echter met de Raad van Bestuur een overeenkomst tot doordecentralisatie heeft gesloten, worden deze gelden niet langer gekoppeld aan de scholen maar aan de verenging OMO. In deze pot gaat zowel de contractueel overeengekomen bijdrage van betrokken gemeenten als de materiële component uit de lumpsumvergoeding van betrokken scholen. In 2007-2008 is een totaal bedrag voorzien van ruim 8 miljoen. Bij doordecentralisatie zijn de budgetten dus uitdrukkelijk losgekoppeld van de scholen!

Die loskoppeling is wenselijk. De meerwaarde van de vereniging OMO is immers gelegen in de onderlinge solidariteit. Gebouwen met een positieve exploitatie kunnen zo een negatieve exploitatie van een ander gebouw compenseren.

Kraakman stelt: “van de 80 miljoen kan OMO ongeveer 1,6 miljoen inzetten voor calamiteiten. En bij een omzet van zo'n 400 miljoen per jaar is dat heel weinig.”

Calamiteitenpot
Natuurlijk is veel of weinig een relatief begrip. Het tekent de cultuur binnen OMO om een bedrag van 1,6 miljoen als weinig te bestempelen. Hier gaat het over tientallen of honderden miljoenen.
Belangrijker is de bevestiging van Kraakman van het eigen vermogen van 80 miljoen. Dat vermogen is in vele jaren opgebouwd uit gemeenschapsgeld dat bedoeld was om direct ten goede te komen aan het onderwijs maar apart is gezet. Oppotten noemt men dat. Nu zou deze buffer kunnen dienen als een uit de kluiten gewassen calamiteitenpot maar wordt vooral gebruikt om er middels beleggingen rente-inkomsten mee te genereren (door OMO voorzichtig begroot op 2,2 miljoen). Kraakman rekent dus slechts met (een deel van) het rendement over het eigen vermogen, terwijl ook (een deel van) het eigen vermogen ingezet zou kunnen worden voor investeringen in het onderwijs.

Oppotnorm
Ook binnen het ministerie van OCW wordt al langer gesproken over de omvang van het eigen vermogen binnen de onderwijssector. Om uitwassen tegen te gaan hanteert het ministerie een zogenaamde oppotnorm. Daarbij wordt sinds dit jaar het weerstandvermogen (de verhouding tussen het eigen vermogen en de omzet) gehanteerd met een ondergrens van 10% en een bovengrens van 40%. Hoewel deze normstelling op zichzelf discutabel is voldoet OMO met zo'n 20 tot 25% keurig aan deze ministeriële norm.

Oppotten of direct besteden?
De marge die het ministerie biedt is echter nog zeer ruim. Je kunt de norm dus ook gebruiken om te weten wat het eigen vermogen minimaal zou moeten zijn. De ondergrens is immers een weerstandvermogen van 10%. Met andere woorden, ook als OMO de helft van het eigen vermogen inzet voor ver- of nieuwbouw voldoet het nog steeds keurig aan de norm van het ministerie van OCW maar kan zo'n 40 miljoen direct aan het onderwijs besteden!

Op vragen van Jasper van Dijk (SP) en Dibi (GroenLinks) over de fikse overschotten in het (voorgezet) onderwijs, antwoorde minister Plasterk in april van dit jaar: “de stijging van het eigen vermogen wordt echter, naast de benodigde afschrijving, mede ingezet voor het doen van (uitbreidings) investeringen in materiële vaste activa”. Naar ons dunkt een directe oproep om het eigen vermogen in te zetten voor het doen van investeringen in uitbreiding en nieuwbouw van scholen.

Kraakman had “echt niet gepiept als het leerlingen aantal (contractueel werd uitgegaan van 1550) op 1600 of 1625 was uitgekomen. Maar 2200 leerlingen, dat is de helft meer!”

Leerlingenaantal
Het leerlingaantal lijkt onbeheersbaar en dus onvoorspelbaar. Kraakman zegt dat zowel OMO als de gemeente niet konden bevroeden dat het zo goed zou gaan met het Maurick College. Toch vissen alle scholen hun leerlingen uit dezelfde vijver. OMO- breed neemt het leerlingenaantal na enige jaren vrijwel hetzelfde te zijn gebleven inmiddels weer wat af. De groei van de ene school gaat dus gepaard met krimp bij een andere (naburige) school. Op verenigingsniveau is er dus niet veel aan de hand.
Op schoolniveau speelt de onderlinge concurrentie tussen scholen. Een florerende school zoals het Maurick College kan dan uit de huisvesting groeien tenzij men grenzen stelt aan deze groei. Maar met een leerlingenstop snijdt een school zichzelf financieel in de vingers. Elke leerling brengt immers weer geld in het laatje. Wil men scholen in omvang beperken en de kwaliteit overeind houden is dus een investering nodig in die kwaliteit, ongeacht het aantal leerlingen.

Weinig gebeurd sinds 2001
In de overeenkomst was de doelstelling opgenomen om de volledige uitbreiding en aanpassing van het Maurick College te realiseren per 1 januari 2005. Dat is – zo blijkt – niet gehaald. OMO zegt in zijn jaarverslag beter in staat te zijn dan de overheid in deze ver- en nieuwbouw te voorzien maar maakt dit hier helaas niet waar.

Full speed verder
Gelukkig vernemen we van Kraakman dat de voorbereidingen voor nieuwbouw “full speed” verder gaan. Het huidige verschil van mening over de overeenkomst tot doordecentralisatie staat dat gelukkig niet in de weg. Die houding kunnen we dan weer zeer waarderen. OMO geeft er zo blijk van inderdaad het belang van de leerlingen weer voorop te stellen. De bedragen die feitelijk schuil gaan achter deze discussie zijn immers van een grote van orde die Kraakman in vergelijk met de totale omzet zou bestempelen als “heel weinig”.

U bent hier